Nederland telt drie tot vier miljoen mensen die in meer of mindere mate zorg verlenen aan zieke familieleden, vrienden, buren en anderen. Gewone mensen, zeer verschillend van aard die allemaal binnen de relatie met hun naasten op een bijzondere wijze onbaatzuchtig handelen.
Dat men aangesproken wordt als mantelzorgers is een effect van de manier waarop zorg in Nederland georganiseerd is. Een mantelzorger is geen professionele dienstverlener en is ook niet zelf ziek. Hij of zij voelt zich geroepen voor een chronisch ziek, invalide of oud gezins- of familielid te zorgen. Het overkomt beiden en stopt meestal pas als het niet meer hoeft. Er bestaan geen ‘werktijden’ en deskundigheid wordt verkregen door ervaring en niet door opleiding. Dat is anders voor de vrijwillige (thuis)zorg, dat is iemand die er voor kiest en ondersteund en opgeleid wordt door een organisatie op de achtergrond.
Vroeger was voor je naaste zorgen in je familie of buurt vaak een normale familie- of buurtplicht en heel gewoon. Vandaag lijkt deze dienstbaarheid vooral een instrument van derden (professionals) te worden maar dat is het natuurlijk niet. De naam mantelzorger ontstond doordat die familiezorg als een warme mantel om de schouders van de verzorgde werd gelegd. Ondanks dat gezinssamenstellingen en woongebieden van families veranderen is het van belang om met elkaar je naasten te blijven helpen.
Niet voor mezelf alleen wil de oorspronkelijke betekenis van onbaatzuchtigheid een nieuwe toekomst geven. Door iedereen die zich actief inzet voor mensen die een naaste helpen een platform te geven en onafhankelijk van elkaar verbinden. Zonder daarbij iemand eerst als lid te noteren of in een hokje te plaatsen, maar gewoon omdat iedere mens telt.